BFOTO
BFOTO
Index Tractiematerieel Leasinglocs Trafiek Lijnen Documenten Bfoto Links

Bekijk de Lokfiche  Bekijk de Technische fiche  Bekijk de Foto




Inleiding

Begin jaren vijftig moderniseerde de NMBS hun spoorwegen met nieuwe diesel- en elektrische locomotieven. De lijndiesels type 201 werden bestemd voor de vlakkere lijnen, voor de hellingrijke trajecten in de Ardennen bestelde de NMBS 40 nieuwe locomotieven van ontwerp en gemotoriseerd door General Motors. Zij waren van het in die tijd in West-Europa uitermate populaire concept van de Amerikaanse 'Ronde' of 'Bolle' neus, welke in de periode aan meerdere landen geleverd werden. Om één en ander toch een beetje Belgisch te houden, werd de loc zelf wel in België gebouwd, bij AFB. De serie werd verdeeld in twee types: 22 locomotieven type 202 mét en 18 type 203 zonder stoomverwarming voor reizigerstreinen.

Nog voor de aflevering werd één en ander gewijzigd in die bestelling. Allereerst werd de bedoelde 202.014 geleverd als 203.019 en de bedoelde 202.019-202.022 werden tijdens hun afbouwperiode verkocht aan de CFL, als serie 1600. Zij hadden met spoed snelle diesellocomotieven nodig voor hun dienst Liège-Luxembourg en uiteraard was België om meer dan één reden bereid hier hun best voor te doen. Mede dankzij de verkoop van vier locomotieven aan de CFL, besloot de NMBS tot een bijbestelling van vier: in 1957 werden vier locomotieven bijgeleverd met een afwijkende tandwieloverbrengingen en een hogere maximum snelheid. Bij hen ontbrak tevens de weerstandsrem. Dit type 204 was bedoeld voor de internationale Keulen-Parijs. Tevens werden in dat jaar de 202.015-202.018 aangepast en vernummerd tot 204.005-204.008, zodat de NMBS over acht locomotieven beschikte met een hoge maximum snelheid voor de internationale dienst. Het werden al snel dé paradepaardjes van de spoorwegen. Uiteindelijk bestond het bestand na 1957 dus uit dertien locomotieven type 202, negentien type 203 en acht type 204.

Inzet

Van meet af aan bedoeld voor de Ardennenlijn (beter bekend als Athus-Meuselijn; Namur-Dinant-Bertrix-Virton-Athus en de zijlijnen), kwamen de eerste locomotieven type 202 en 203 in dienst in Latour, de stelplaats bij Virton, en Ronet, bij Namur. Begin jaren zestig werd het onderhoud van de 202'en meer gespreid, zonder dat er in praktijk echt iets veranderde, door ook Bertrix en Stockem enkele locs te geven, terwijl Ronet ze tijdelijk kwijtraakte. Tevens gingen enkele locomotieven voor de periode van enkele maanden naar Schaarbeek om daar de typen 204 te assisteren, totdat het type 200 ze daar vrijmaakten. In 1965 werden er weer bolle neuzen in Ronet gestationeerd. Van 1974 tot 1984 heeft zelfs een loc dienst gedaan vanuit Jemelle. In 1984 verdween ook het officieel gestationeerd zijn in Bertrix en bleven alleen Ronet, Stockem en Latour open.
Het type 203 heeft minder gezworven: ze hebben voornamelijk vanuit Latour dienst gedaan, enkele machines gingen medio jaren zestig naar Stockem voor diensten tussen Luxemburg en Liège via lijn 43.
Het type 204 kwam in dienst vanuit Schaarbeek, en toen de vier ex 202'en tot 204 verbouwd werden, kwamen ook zij hierheen. Vanaf dat moment reden de bolle neuzen ook naar Amsterdam met TEE's, hetgeen tot medio jaren zestig duurde. Vermeldenswaard is het tijdelijk aanwezig zijn van de 204.009 in Brussel; echter betrof het hier de 202.011 die ten behoeve van de wereldtentoonstelling van 1958 overgeschilderd was tot type 204. Een 'echte' 204 kon toen niet gemist worden. Begin jaren zestig verhuisden de 204's naar Ronet en Stockem voor inzet in de reizigersdienst samen met de 202. In 1980 werd hun maximum snelheid aangepast aan de rest: 120 km/u. Latour sloot zijn deuren eind jaren tachtig, Ronet korte rijd later, zodat Stockem alle resterende locs kreeg.

Livrei

De typen kwamen in dienst in het donkergroen, waarbij de sierbelijning bij de 204 er iets anders uitzag dan de beide andere: twee dunne gele lijnen en een gevleugeld wiel, ten opzichte van een dikkere en een dunne gele lijn bij de andere twee. Al na een paar jaar werden de locomotieven typen 202 en 203 geheel groen met één dunne sierlijn geschilderd. Overigens hebben enkele typen 202 ook een gevleugeld wiel gehad, voortvloeiend uit hun inzet in de sneltreindienst, waarbij enkelen dit tot de tweede helft van de jaren zeventig gehad hebben. De huisstijl 1970 (de groen-gele huisstijl) werd niet massaal aangebracht op de Bolle Neuzen: slechts de 5209, 5302 (eerste bezetting van dit nummer, zie hierna), 5305, 5311, 5312, 5315, 5401 en 5404 hebben de groengele schildering gehad.

Vanaf 1976 werd de geelgroene schildering ingevoerd bij de NMBS. De geelgroene schildering is bij de AFB's met name pas aangebracht bij de renovatie en de ombouw met vlottende cabines. De enige bolle neuzen in het geel waren de 5201, 5206, 5207, 5209, 5301, 5303, 5308 en 5408.

Ombouwen en hernummeringen

In 1971 werden de locomotieven vernummerd in de reeksen 52, 53 en 54. Na ruim twintig jaar dienst voldeden de AFB's nog volledig. Echter, het comfort in de cabines werd duidelijk als nadeel gezien. Hierdoor werd in februari 1979 als proef loc 5306 bij zijn grote revisie grondig gemoderniseerd. Hierbij werden onder andere de oude neuzen vervangen door op rubberblokken geplaatste 'zwevende' of 'vlottende' cabines. In eerste instantie was het de bedoeling slechts een deel van het bestand te renoveren. De locomotieven reeks 54, minder geschikt voor de Ardennenlijnen vanwege het ontbreken van een rheostatische rem, en een handvol locs uit de andere twee reeksen zouden bij het verlopen van hun revisietermijn afgevoerd worden. De reeds gemoderniseerde locomotieven werden bij voorkeur ingezet in de (voor machinisten intensievere) reizigerdiensten. In 1987 werd het lopende revisieprogramma gestaakt en begon de schrapping van locomotieven met de oude neuzen en cabines, maar in 1990 werd besloten de overige locomotieven van alle reeksen alsnog te renoveren en wel als gevolg van het gegroeide goederenvervoer op de Athus-Meuselijn. Met uitzondering van de inmiddels afgevoerde 5204, 5402, 5405, 5406 en 5408 en de als museumloc bestemde 5404 werden de nog niet omgebouwde locomotieven voorzien van een vlottende cabine.
In 1983 en 1984 werden een aantal locomotieven reeks 60 verdrongen uit de Ardennenregio, zodat men besloot vier stoomketels over te zetten in 53'ers. Geheel conform het verschil tussen de 52 en 53, werden deze 53'ers vernummerd in de reeks 52. In juli 1983 werden de 5307 en 5302 aldus vernummerd in 5214 en 5215, precies een jaar later werden de 5317 en 5318 vernummerd in 5216 en 5217. Een paar jaar later, op 10 januari 1989, gebeurde het tegenovergestelde. Inmiddels waren een aantal locomotieven met stoomketel over. Uit de 5203, 5206, 5207, 5208 en 5210 werd de stoomketel verwijderd. Deze locomotieven werden achtereenvolgens vernummerd in 5302, 5307, 5317, 5318 en 5320. Een drietal jaar later vernummerde men na het verwijderen van de ketel uit de 5209 deze loc in 5321, maar om altijd nog onopgehelderde reden werd deze vernummering na korte tijd ongedaan gemaakt. Inmiddels is uit meer 52'ers de stoomketel verwijderd, maar deze zijn niet meer vernummerd. Alleen de 5201, 5205, 5212 en 5401 hebben nu nog een stoomketel. De laatste dienst voor AFB's met reizigerstreinen was de T-trein voor kajakkers Namur/Dinant-Houyet, welke in 2002 met treinstellen reeks 41 werd gereden.

Andere wijzigingen aan het uiterlijk van de locs was het aanbrengen van dubbele frontseinen in de jaren zestig en een derde frontsein in de jaren zeventig en tachtig. Deze laatste was bedoeld voor grensoverschrijdend verkeer met Duitsland en werd niet op alle locs aangebracht, en ook weggelaten bij de face-lift van de reeksen. In 1988 werd van de 5404 het uiterlijk op de frontseinen na aangepast aan dat van 1957.

Het begin van het einde

Het plan om reeks 54 voortijdig af te voeren heeft zijn sporen nagelaten. Na kleine schades werd de 5405 op 1-1-1982 als eerste afgevoerd, de 5402 volgde op 1-7-1984, de 5406 op 1-4-1985 en de 5408 op 1-4-1986, deze laatste overigens na zware schade opgelopen te hebben na een ongeval te Dave. Op 1 mei 1989 ging de 5204 eveneens aan de kant met ernstige defecten en vooruitlopend op de afvoer van meer oude bolle neuzen. Kort erna werd besloten de overgebleven locs toch te reviseren, de 5204 kwam echter niet meer in dienst (de groene loc staat sindsdien te Ronet aan de kant en is gekocht door het TSP). De resterende AFB's bleven het drukke verkeer op en rond de Athus-Meuse verzorgen. Op 6 oktober 1994 vond er echter een aanrijding tussen twee treinen plaats bij Halanzy. Hierbij raakten de 5202, 5213, 5310 en 5317 (ex 5207) zwaar beschadigd. De 5202 en 5310 werden op 1 juni 1995 afgevoerd. De 5213 en 5317, die minder beschadigd waren, kwamen echter ook niet meer in dienst en werden precies twee jaar na de andere twee ook afgevoerd. Immers, in dezelfde periode als deze bizarre aanrijding was het vervoer op de goederenas enorm gekelderd en was de behoefte aan de locs sterk gedaald. In 1999 werd museumloc 5404 afgevoerd, bestemd voor het patrimonium, in 2000 werd de 5319 afgevoerd na een ongeval te Bettembourg en begin 2002 volgde de 5314, na een lovenswaardige poging een reeks 13 te rammen. De resterende locomotieven zullen hun baan op de Athus-Meuselijn verliezen met de aanstaande opening van de elektrische dienst, en dan deels naar TUC-Rail gaan. De 5312 en 5313 waren de eerste medio maart 2002, de 5307 en 5308 volgden enkele weken later en in het najaar van 2002 volgden nog de 5205 en 5215. Per 15 december zou de rest gaan, maar de bestuurders van Stockem en Ronet wilden nog geen 62'ers - waardoor een handvol locs in normale inzet bleef. Zij rijden nog enkele bedieningen in de zuidelijke Ardennen en de Maasregio, de rest doet werk voor TUC-Rail. Op 14 juni 2003 werden weer enkele locs in parc gesteld, waaronder de drie resterende 54'ers: zo was het met vele jaren ervaring toch voorbij voor deze reeks. Hoewel, vooralsnog zijn de locomotieven nog niet definitief stilgelegd en in september kwamen twee van hen weer in gebruik. Op 12 december 2003 reden de AFB's van dienst exploitatie (de gewone treindienst) hun laatste meters en resteren alleen nog de locs van TUC-Rail. De overige gingen vooralsnog terzijde (op de 5211 en 5212 na, die de eerste weken van 2004 nog reden) maar werden na enkele maanden, samen met de 5401 geheractiveerd voor TUC-Rail. De locomotieven werden bij Tuc-Rail ingezet bij allerhande werken op het spoornet. Maar zijn vooral bekend dankzij hun inzet op de werven van HSL 3 en 4. In dezelfde periode van de voltooiing van deze hogesnelheidslijnen, werd reeks 55 uit de actieve (goederen)dienst genomen. Tuc-Rail verkoos reeks 55 boven de AFB's. En hierdoor werden reeksen 52 en 53 begin 2009 in park geplaatst. Reeks 54 had minder geluk en werd in dezelfde periode volledig buiten dienst gesteld.

Bewaarde exemplaren

 
Nr Eigenaar Standplaats Opmerkingen
 
5204 Privé Ronet
5205 TSP Spontin
5212 NMBS Steenbrugge onderdelen voor 5404


Het is verboden om de volledige tekst van deze pagina te publiceren zonder toestemming van de rechthebbende