BFOTO
BFOTO
Index Tractiematerieel Leasinglocs Trafiek Lijnen Documenten Bfoto Links

Bekijk de Lokfiche  Bekijk de Technische fiche  Bekijk de Technische fiche  Bekijk de Foto




Inleiding

Reeks 26 is een beetje een tussenvorm en behoort half nog tot de klassieke generatie vanaf type 122, en voor de andere helft wellicht niet helemaal meer. Het is echter hoe dan ook de laatste serie vierassige elektrische locomotieven, welke besteld werd binnen de eerste fase van het naoorlogse elektrificatieprogramma (dat tot begin jaren zeventig liep).
Een nieuwe serie was geoorloofd doordat nog enkele belangrijke verbindingen in de tweede helft van de jaren zestig onder de draad kwamen, zoals Luik-Aken, Charleroi-Franse grens en in 1970 de belangrijke as Namen-Luik. Hierdoor was een doorgaande trafiek mogelijk van Frankrijk naar Duitsland via de kortste route met elektrische tractie. Een laatste belangrijke mijlpaal was de elektrificatie van Antwerpen-Gent en de opening van de Kennedytunnel, eveneens in 1970.

Aanvankelijk werden vijf protolocomotieven gebouwd, waarbij nogal geëxperimenteerd werd met nieuwe technieken, met als doel een grotere serie te bestellen. Technisch was het type 126 afgeleid van de SNCF-locomotieven serie BB 9400 en zo werden bijvoorbeeld ook de draaistellen (Pennsylvaina- of Zwanenhalsdraaistellen en afwijkend van de typen 122-125) in Frankrijk gebouwd. De kast werd wel weer door BN gebouwd, de elektrische installatie door ACEC. Veel nieuwe technieken die in de loop van de jaren vol ervaringen met de 123 en 125 waren ontwikkeld werden toegepast, alsmede veel moderne technieken die afgekeken waren uit het buitenland. Zo waren de tractiemotoren anders opgehangen (in plaats van ophanging met bladveren werd gekozen voor een "Flexcoil"-secundaire ophanging) dan hun voorgangers en werden de vijf protolocs onderling voorzien van verschillende aanzetuitrustingen. De locomotieven werden voorzien van éénbeenpanto's, meerdere roosters in de zijwanden voor de koeling en ook het ontwerp van de kast werd aangepast, hoewel de hoofdvorm nog wel gelijk was aan de 122-125. De vijf proto's 126.001-126.005 kwamen in 1964 in Ronet in dienst in het groen met sierbiezen. Met hun hogere vermogen en grotere aanzetsnelheid verdreven zij enkele 123's van lijn 162 naar Luxemburg.

Na een aantal jaren proefnemen werden uiteindelijk twee loten van elk vijftien locomotieven type 126.1 besteld. Deze locs werden in 1969-1972 afgeleverd. De tweede serie kwam hierdoor al gelijk in dienst als reeks 26, de overige machines type 126.0 en 126.1 verder in volgorde ook vernummerd op 1 januari 1971, zodat de serie 2601-2635 ontstond. Begin jaren zeventig werden de vijf protolocomotieven (onder meer herkenbaar aan een wezenlijk andere roosterindeling en kleinere uitstulpingen van de tandwielkasten bij de draaistellen) technisch en uiterlijk gelijk gemaakt aan de serie.

Aanpassingen

Een aantal aanpassingen zoals die bij eerdere reeksen werd doorgevoerd, werden ook bij de 26 aangebracht, zoals het voorbereiden voor plaatsing van een automatische koppeling, dubbele frontseinen bij alle locs en het voorzien van alle locs van mogelijkheden tot multiple rijden met reek 23.

Livrei

De 2604 was na enkele proeven met de drie "Zebra-"23'ers de eerste loc in het "nieuwe" geelblauw, nog met een geheel gele onderkast. Uiteindelijk verschenen 19 van de 35 26'ers in het geel, naast de 2604 waren dat de 2605-2614, 2617, 2618, 2622, 2623, 2625, 2626, 2627 en 2631. De rest werd van groen gelijk blauw (de 2629 was op 7 juli 1980 de eerste monosysteemloc van de NMBS die die kleur kreeg). Alle gele locs werden gedurende een langere periode ook blauw, de 2627 verdween in januari 1999 in de CW Salzinnes om als laatste elektrische locomotief van de NMBS de gele schildering kwijt te raken. Overigens kende de blauwe schildering nog tijdelijk een merkwaardige afwijking. Zestien locs (2605, 2613, 2615, 2616, 2619-2621, 2624 en 2628-2635) die in de periode 1980-1983 blauw geschilderd werden, werden op de fronten voorzien van gele trapeziums. Buiten deze 26'ers droegen enkel nog de 2006 en 2016 dit. Deze schildering werd uiteindelijk bij gelegenheid weer terug aangepast, bij sommige locs was dat al vrij snel - maar enkele locs hielden het nog erg lang uit, de 2633 zelfs tot begin 2002!

Inzet

Al van meet af aan kampten de locomotieven met relatief veel problemen. In het begin waren het vooral de tandwielkasten (van de draaistellen) die zorgden baarden, dat werd later opgelost. Niet makkelijk op te lossen bleek de onrustige loop. Ook defecten en schades aan de overbrenging (waarbij gebruik gemaakt werd van cardanassen in plaats van tandwielen) was een veelvuldig terugkerend probleem en zorgde voor langdurig en kostenbaar herstel. Tenslotte was het remgedrag van de loc nogal nukkig, wat juist op de hellingrijke lijn 162 een probleem kon vormen en ook tot meerdere ongevallen heeft geleid (vanaf 2007 is de inzet van reeks 26 op lijn 162 zelfs verboden geworden). Gedurende meerdere periode stonden locomotieven reeks 26 dan ook langdurig buiten dienst, met als dieptepunt de periode 1991-1993, toen op het hoogtepunt bijna de helft van de serie buiten dienst gesteld was - enkele locs werden zelfs tussen de slooplocs van Ronet gedumpt en er werd gesproken over afvoer van een deel van de reeks. Uiteindelijk heeft men met een aantal constructiewijizigingen in die tijd de betrouwbaarheid wat weten te vergroten. Eén loc van de serie ging in die tijd wel buiten dienst, maar dan na een ongeval op het rangeeremplacement van Châtelet op 2 februari 1992. De 2616 werd hierbij zwaar beschadigd en korte tijd later gesloopt.

Tot 1984 reden alle locs vanuit Ronet, daarna werden ze overgeplaatst naar Stockem, overigens zonder dat hun inzetgebied (de as Antwerpse havens-Charleroi/Namen-Luxemburg) verdween. Begin jaren negentig werden ze overgeplaatst naar Monceau (later Charleroi Sud), en gingen ze rijden in het goederenverkeer in het Centrum.

Buitendienststelling

Reeks 26 heeft jarenlang bijna uitsluitend op de reizigersdienst gereden. Daar kwam verandering in in 2009. Door de crisis, die het goederenvervoer hard trefte, was er een locoverschot ontstaan. Als gevolg van dit overschot werd er beslist om reeks 26 ook in te zetten in de reizigersdienst. Tijdens de spitsuren mocht reeks 26 een trein slepen tussen Binche en Louvain-la-Neuve-Université. De samenstelling was niet van het minste. Ze bestond uit een stam M6-rijtuigen met zowel aan kop als aan staart een 26'er die tractie gaf! Men was dermate tevreden over deze samenstelling dat er uiteindelijk maar liefst 3 verschillende 26 + M6 stammen op deze verbinding gingen rondrijden. Ook werd reeks 26 voorzien voor 2 P-treinen tussen Antwerpen-Noorderdokken en Aarschot.
Met de massale levering van reeks 18 II werd reeks 26 tegen het einde van 2011 ontheven van zijn taken op de reizigersdienst. Vanwege verschuivingen in de goederendienst (ook dankzij reeks 18 II), verloor reeks 26 ook hier haar omloop. Op 11 december 2011 was het over en uit voor reeks 26. Naar goede NMBS gewoonte werd er ook na de officiële terzijdestelling nog een aantal ritten uitgevoerd met deze reeks.

Bewaarde exemplaren

 
Nr Eigenaar Standplaats Opmerkingen
 
2629 TSP Saint-Ghislain


Het is verboden om de volledige tekst van deze pagina te publiceren zonder toestemming van de rechthebbende